Ze stond bij het raam en wachtte. Ze wachtte op niets of niemand, want haar horizon was al vol: het kozijn van het raam, de helling van het dak, de straat daar beneden met auto’s, die in de winterzon geparkeerd staan, het tikken van de slaapkamerklok. Ze wachtte niet op iets anders, want nu was haar oude metgezel ongeduld er tenminste niet en haar leermeester geduld ook niet. Dus wachtte ze zonder enige verwachting en haar wachten was niets anders dan een openheid die alles achter liet en om niets anders vroeg.
Een vogel vloog in haar blikveld en landde op een kabel. Hij keek naar de ene kant en toen naar de andere en wachtte daar toen stilletjes. Het voelde alsof haar eigen wachten samenviel met dat van de vogel, hoewel er niets was toegevoegd. Zonder het te beseffen voelde ze dat wat aan de andere kant van de horizon was, nu hier was, maar het had niets te maken met die vogel of de natrillende kabel, die nu hier met haar samen waren. Wat nu was gekomen landde nergens, tenzij ze kon zeggen dat het beslag legde op het vredige wachten zelf. Niets was er veranderd, niets was er gebeurd en toch rustte overal een soort transparantie – hoewel vogel en kabel en straat nog steeds hun kleur hadden behouden – een transparantie, die tevens volstrekt bewegingloos was, hoewel de vogel wegvloog en de kabel weer natrilde.
Wat is het dat er gekomen is? vroeg ze zich af en terwijl ze dit vroeg, glimlachte haar ongeduld weer tegen haar, blij weer terug te zijn. Ze sloot haar ogen en liet de vraag los, of liever gezegd, de hoop op een antwoord. Ze vroeg zich af of de stille transparantie nu weer zou terugkomen, maar dat gebeurde niet. Dus kon het haar niet meer schelen of het terug zou komen of niet. Ze wachtte alleen nog maar zonder wachten, haar ogen gesloten, nog steeds bij het raam staand en tegen het kozijn aangeleund.
Ze voelde het het eerst in haar rug, in de spieren en botten van haar rug – de komst – hoewel, om dat nou een komst te noemen – het betekende alleen maar dat ze voelde dat de dichtheid van haar rug doorschijnend werd. Haar wachten, als je het al zo kon noemen, de openheid van haar wachten, kon je niet meer onderscheiden van de opening van deze transparantie, en het spreidde zich verder uit over haar borst en toen naar haar keel en naar beneden, naar haar buik en toen werd tegelijkertijd opeens haar hele lichaam – voeten – benen – bekken – handen – armen – schedel – doorzichtig.
Ze opende haar ogen en voelde een vleugje angst. Was ze nu gek aan het worden? Ze keek langs haar lichaam naar beneden en zag dat het er nog steeds was, maar de transparantie was er ook, hoewel ze dat niet met haar ogen kon zien. De straat daar beneden was nog steeds hetzelfde. Er kwam een gele auto aanrijden, parkeerde, een man stapte uit, sloot het portier, richtte zijn sleutel en de auto gehoorzaamde met een piep. De man liep weg. Ze zag en hoorde dit alles: de gele auto, de beweging ervan, de piep, de man die verschijnt en verdwijnt, al deze dingen binnen haar horizon kwamen haar voor alsof ze vanuit de transparantie aangereikt werden, hoewel de transparantie niets deed of meer of minder werd.
Wat aan de andere kant van mijn horizon ligt is hier, dacht ze. Ik hoef helemaal niets te doen. Dit niets-doen is mijn wachten, een voortdurend mijzelf openstellen, een voortdurend loslaten. Maar waar laat ik het in los?
Ze keek naar een hekje dat niet dicht was en dat lichtjes in een briesje bewoog.
De transparantie opent zich naar mij toe! en ontmoet mijn eigen openheid! Zijn het er eigenlijk twee, deze openingen?
Plotseling voelde ze de enorme intimiteit van de dingen, haar lichaam erbij inbegrepen, voordat ze zelf aan wat voor ontmoeting dan ook kon denken. En hoewel deze intimiteit uniek was voor dit moment, voelde het alsof het al heel lang bij haar hoorde, ouder was dan haar leven, vanuit een oorsprong die haar zijn onuitsprekelijke schoonheid naliet. Haar adem stokte, hoewel haar ademhaling vredig doorging. De transparantie van haar wachten werd in de komst van wat achter haar horizon ligt losgelaten en ze stond daar alleen maar heel stil en dankbaar dat haar was toegestaan te danken.
(Vertaling: Ava Swierenga)
Dit artikel verscheen eerder in het
tijdschrift 'Inzicht' van mei 2011. Een bundel van 25 'Notes
from the Open Path' werd in het Nederlands vertaald en uitgegeven onder de titel 'Een Open Pad'.
Uitgeverij Panta Rei, ISBN 978-90-8840-085-8