Zeven bespiegelingen over ontwaken >>

Voorwoord

De poort

Stel je voor, je staat tegenover een poort. Aan jouw kant van de poort bevindt zich de oneindig grote, complexe wereld van de verschijnselen -- het gras op de prairies, de grote steden waar het krioelt van de mensen, de wolken boven de oceaan, baby”s die huilen, oorlogen die worden uitgevochten, lijden, de liefde bedrijven, jouw gedachten, de gedachten van iedereen, de over de hemel uitgestrooide sterren, elke verschijningsvorm waar ook ter wereld, elk ding, ieder ik. Aan de andere kant van de poort bevindt zich de non-duale werkelijkheid waar geen ik bestaat, verlichting, het absolute, God. De poort is de poort van ontwaken.

Je probeert naar de poort toe te lopen, hem open te duwen, erdoorheen te stappen, maar dat brengt je er, net als in een droom, geen stap dichterbij. Je doet nog meer je best. Het lijkt net of er beweging plaatsvindt, maar de poort blijft buiten bereik. Je wordt steeds wanhopiger, je doet je uiterste best de poort aan te raken, maar hij blijft net buiten handbereik.

Dan zie je in een flits een vogel voorbijvliegen en je draait je om om ernaar te kijken. Je ziet in de verte je man, die je roept voor het avondeten, je ziet je fiets tegen een boom staan. Je stapt op je fiets, gaat naar huis en kijkt na het eten tv.

Er gaan jaren voorbij. Je denkt nog wel eens aan de poort en aan wat er aan de andere kant zou kunnen zijn, maar die gedachten blijven, net als alle gedachten, niet lang hangen. Dan zie je op een dag in een winkel tussen een stel dikke boeken een dun boekje staan. De titel valt je op: “De poort”. Je koopt het en eenmaal thuis, ga je in je luie stoel zitten om te zien wat het te zeggen heeft. Terwijl je leest, krijg je het gevoel: “Maar dit is mijn poort. De poort die ik zo hard probeerde open te krijgen! Misschien vertelt dit boekje me hoe je dat doet!” Je leest verder. Soms denk je: “Dat is het! Zo doe je dat!” Maar als je verder leest, ben je daar opeens niet meer zo zeker van.

Na een tijdje val je in slaap. In je droom zie je de poort weer. Aan deze kant van de poort sta jij en bevindt zich het hele universum van de menigvuldige dingen. Aan de andere kant bevindt zich “Eenheidsbewustzijn”, “Boeddhageest”, “Gods liefde”, “Ontwaken”, “Verlichting” - je hebt die woorden gehoord en weet dat dit de belofte is die de poort inhoudt. Je probeert dus weer naar de poort toe te lopen en hem open te duwen. Maar net als de vorige keer brengt het je er, wat je ook doet, geen stap dichterbij. Het is net of je op lucht loopt. Je doet nog meer je best, wanhopiger, terwijl je er vurig naar verlangt de poort te bereiken, maar het is alsof er een verschrikkelijke verlamming over je is gekomen.

Dan word je wakker ... er is helemaal geen poort.

Elk van de zeven overpeinzingen in dit boek staat voor een ander facet van de edelsteen die flonkert als het licht van ontwaken in ons hart. Ook al is er hier sprake van veel woorden en gedachten, ze willen allemaal dit “licht” dienen, waarover niet te denken valt en dat niet te noemen is. De zinnen bouwen telkens kleine stapjes die we volgen tot ze opeens ophouden en er een pauze optreedt - misschien voel je dat - een ruimte die de stappen en onze gedachten niet kunnen betreden.

Die “ruimte” is wat ik openheid noem. Het is niet iets op zich, maar datgene waardoor alles kan verschijnen. Het is de openheid van ontwaken -- eenvoudig, duidelijk, altijd aanwezig -- maar het “betreden” van deze ruimte vereist dat we iets achterlaten. Omdat de zinnen en de stappen het vlak voor de eindbestemming laten afweten, moeten we bereid zijn het Open Pad daarachter te volgen. Er staan in deze overpeinzingen enkele wegwijzers, er worden een paar aanwijzingen gegeven hoe je het Open Pad kunt vinden, maar het is in wezen wat het zegt: open. Er is hier geen afgebakend pad, en dat is juist de schoonheid ervan.

Je kunt je afvragen of zo’n Open Pad, dat zelf geen kenmerken bezit, de rijkheid, de erfenis en het gevoel van ergens bijhoren dat de traditionele religies wel verschaffen uitsluit. Het klopt dat er hier geen sprake is van een religieus verhaal of geloof en niet van religieuze verplichtingen of voorgeschreven vormen van gedrag. Maar dat wil niet zeggen dat we ons niet “in de velden van de Heer kunnen vermeien” op de manier die ons aanspreekt. In plaats van ons te beperken, opent het Open Pad voor ons alle vormen van verering, gebed, poëzie, muziek en geschrift. Mensen uit alle culturen worden onze familie. De openheid van het Open Pad is uit de aard der zaak inclusief -- we hoeven niets te beschermen of te verdedigen. Het is een pad dat zich op een natuurlijke manier voor ieder van ons opent op dit moment.

Wanneer je het pad betreedt, verdwijn je. De begrenzing van het pad verdwijnt. Dat kan in het begin enigszins beangstigend zijn, maar heeft een frisheid en een diepgaande vertrouwdheid die je van de authenticiteit ervan verzekert. Wees niet bang! Het heldere licht dat je zonder ook maar iets te zien voelt is oneindig vrijgevig en vriendelijk. Je bestaat eruit, ieder rondwentelend atoom van je, elke voorbijflitsende neuron verschijnt bij de gratie van dit onzichtbare licht.

Zullen we het liefde noemen? Als we dat doen, moeten we ervoor waken dat we ons niets verbeelden. Deze liefde geeft niet om jou of mij -- zo zit het niet in elkaar. “Jij” en “ik” zijn niets anders dan gedachten die al verdwenen zijn. Wat we zijn, is zoveel mooier en stralender dan “jij” en “ik”. Maar dat is nu net de prijs die we moeten betalen om toegang te krijgen: we moeten bereid zijn onze ik-heid op te geven, te laten verdwijnen en die, wanneer hij weer verschijnt, opnieuw te laten verdwijnen, en nog eens en nog eens. Als we het zien voor wat het is, niets anders dan gedachten, overtuigingen en gevoelens die voortdurend verschijnen en verdwijnen, raken we er gaandeweg aan gewend dat we niets zijn. Dit is het wezen van openheid, en bij de gratie daarvan onderkennen we dat we veilig zijn en dat altijd geweest zijn omdat we niets anders zijn dan het heldere licht zelf.

Elias Amidon

Nada Hermitage, Colorado 2010

Zeven bespiegelingen over ontwaken >>