Hoofdstuk zeven
Soefi’s spreken op een zachtaardige manier over de voortdurende zegen die ons ter beschikking staat -- een weg van schoonheid. Het volgen van die weg van schoonheid vereist niet dat je een bepaald geloof of dogma aanhangt; het is een pad dat zich gewoon ontvouwt door onze directe en intieme ervaring. De Griekse filosoof Plotinus beschreef het als een weg die ons “godgelijk“ maakt. “Nooit kan de ziel de Eerste Schoonheid zien”, schreef Plotinus, “behalve als zij zelf schoonheid is. Laat dus een ieder die graag God en Schoonheid wil zien, eerst schoonheid en godgelijk worden.”
Ik wil hier graag samen met jullie kijken naar deze weg van schoonheid en in het bijzonder naar de mogelijkheid dat hetgeen wij schoonheid noemen niet enkel een esthetisch rangschikken van gewaarwordingen is dat “het oog van de aanschouwer” tijdelijk behaagt maar een vitale stroom van in het leven der dingen, onszelf inbegrepen.
Laten we maar eens beginnen met een definitie. Wat is schoonheid? Door de eeuwen heen hebben talloze filosofen en dichters geprobeerd antwoord te geven op die vraag -- waarbij ze getuigden hoe belangrijk het ervaren van schoonheid is voor onze soort. Een van de beroemdste definities van schoonheid voor westerse oren is die van de romantische dichter John Keats in zijn Ode on a Grecian Urn (Ode op een Griekse urn):
Beauty is truth, truth beauty
-- that is all
Ye know on earth, and all you need to know.
(Schoonheid is waarheid, waarheid
schoon, da’s al
Wat ge op aarde weet, en te weten hoeft.)
Vaak bekritiseerd als een banaal slot aan een verder prachtig gedicht, kan het zijn dat Keats in deze twee cryptische regels verwees naar een mysterie dat ons vermogen om het als idee te begrijpen te boven gaat. Een soortgelijke definitie, 600 jaar eerder tot uitdrukking gebracht door de soefi-mysticus Ibn ‘Arabi, geeft ons misschien een hint voor de boodschap in de dichtregels van Keats. In zijn verhandeling Over majesteit en schoonheid schrijft Ibn ‘Arabi:
Schoonheid is de ons welkom hetende openheid van de waarheid.
Om dit te begrijpen moet je misschien een moment in herinnering roepen waarop je schoonheid direct ervoer - misschien het moment waarop je een slapende baby in je armen, hield, de geur van vers gemaaid gras rook, of dat je aan het eind van een lange dag in een warm bad stapte. Dit zijn aangename ervaringen van schoonheid, maar je kunt ook momenten van schoonheid in je herinnering terugroepen die niet aangenaam zijn, zoals het troost bieden aan iemand van wie je houdt en die stervende is of samen met goede vrienden noodzakelijke maar inspannende handenarbeid verrichten -- zoals het met houwelen en schoppen herstellen van een rivieroever om een overstroming tegen te gaan.
Als je op die manier momenten van schoonheid in je herinnering terugroept, kan het je opvallen dat er een soort doorstroming is of een stroom die vanuit schoonheid naar je toestroomt. Als je nog aandachtiger kijkt naar wat er gebeurt, voel je misschien dat dit “doorstromen”, deze beweging niet gewoon van het mooie object naar jou toe gaat, maar plaatsvindt binnen wat je een “dimensieloze dimensie” zou kunnen noemen, die zowel het mooie object als jouw subject-zijn in zich sluit, en daarmee je hart op een niet uit te drukken manier verblijdt. Naar deze fundamentele maar ongeziene beweging verwijst Ibn ‘Arabi als de “verwelkomende openheid” die zich voordoet bij het verschijnen van schoonheid. De grenzen tussen zelf en ander -- binnen en buiten -- worden doorlatend of bestaan zelfs niet meer en er is een besef van op de drempel van een dimensie staan die onze zintuigen én onze conceptuele kennis te boven gaat.
Hier zien we waarom Keats en Ibn ‘Arabi wijzen op de aanwezigheid van wat zij -- in de vergelijking over schoonheid -- “Waarheid” noemen. Dit formele woord “Waarheid” met zijn hoofdletter “W” komt ons nu misschien onzinnig en abstract voor, maar als we die dimensie die onze zintuigen en kennis te boven gaat door dit woord laten vertegenwoordigen, vangen we misschien een glimp op van de manier waarop schoonheid naar ons toe komt, als een ons verwelkomende openheid van waarheid
Dit is niet zo abstract als het hier klinkt -- je kunt dit “door je heen stromen” volgen in je eigen ervaringen van schoonheid. In plaats van een abstractie is het volgen van de stroom van schoonheid in ons intiem ervarend, omdat we ons eigen direct ervaren van het onuitsprekelijke bij het zich voordoen van schoonheid herkennen.
Maar wat kunnen we zeggen over dit ervaren van de onuitsprekelijke hoedanigheid, de Waarheid, op de drempel waarvan het ervaren van schoonheid ons achterlaat? Vermoedelijk niet veel dat betrouwbaar is -- hier spreekt stilte het best.
Einstein heeft eens gezegd dat de meest fundamentele vraag waar ieder van ons mee in het reine moet komen is: Is het heelal welwillend? Hoe we die vraag beantwoorden ontvouwt de innerlijke bestemming van ons leven. We zouden dus kunnen zeggen dat de mogelijkheid dat schoonheid in het heelal kon ontstaan het bewijs vormt van een universele welwillendheid -- wat Plotinus “Het Oorspronkelijk Goede” van de kosmos, Ibn ‘Arabi “de Adem van de Al-barmhartige” noemt en wat de 14de-eeuwse Tibetaans mysticus Longchenpa beschrijft als een fundamentele werkelijkheid, die zich “vriendelijk naar ons overbuigt om ons op ons gemak te stellen”.
Laten we niet langer proberen schoonheid te definiëren en kijken naar die “zachtaardige manier van voortdurende zegen”, zoals we hem hebben genoemd, op drie manieren waarop ze zich in ons openbaart: in wat we zien, in wat we doen en in wat we zijn. Die categorieën worden hier als volgt beschreven: het schone zien, het schone doen en het schone worden.
Op het terrein van milieubeheer zegt men dat het verlies van schoonheid het eerste teken van het verlies van gezondheid in een ecosysteem is. Je kunt de komende dagen met deze observatie in je achterhoofd kijken naar de omgeving waar je mee te maken hebt - bruist die van leven of is ze vermoeid door de afwezigheid van schoonheid? En waar kijk je naar wanneer je op zoek bent naar de aanwezigheid van schoonheid in je omgeving?
Als we voor aanwijzingen even terugkeren naar het eco-gebied, zien we dat ecologen van “goed passend” spreken als teken van ecologische gezondheid. Dingen de goed bij elkaar passen, zijn gezond en, kunnen we eraan toevoegen, mooi. Dat teken van passend zijn is één manier om te beschrijven waar je op let in het scannen van je omgeving op zoek naar schoonheid. Wat past en wat niet?
Die vraag beantwoorden vraagt meer om een intuïtief dan een rationeel antwoord. Misschien kunnen we zeggen dat we, wanneer we voelen dat dingen passen, en dus mooi zijn, de aanwezigheid van het leven voelen in hun onderlinge relatie, in de manier waarop ze bij elkaar passen. Wat mooi is, zit op de een of andere manier vol leven, terwijl de levensenergie afneemt wanneer de dingen helemaal niet of maar gedeeltelijk passen.
Natuurlijk kun je hier tegen inbrengen dat kale bergen, dorre woestijnen of zitten bij het lichaam van iemand van wie we houden en die net gestorven is, prachtige, diepe momenten kunnen zijn, ook al zitten ze niet “vol leven”. Maar zitten ze echt niet vol leven? De strenge bergtoppen die zich aftekenen tegen de azuurblauwe lucht komen tot leven doordat wij ze zien. Er is een groot passen, niet alleen van de vorm en de kleur van bergtoppen en lucht, maar van de tedere aanwezigheid die wij ermee delen. Zo is er ook een soortgelijk teder passen van leven als we zitten naast onze vriend die is heengegaan.
Dit duidt - naast passend zijn en de aanwezigheid van leven - op een andere hoedanigheid van het schone zien en dat is openhartigheid. Wanneer we iets moois zien, staan we ons hart toe kwetsbaar te zijn voor de kracht ervan. Om werkelijk schoonheid te zien, moeten we ervoor openstaan, ons hart erdoor laten raken. Het is gemakkelijk te onderkennen dat mensen wier hart bang en in de verdediging is, zijn beroofd van schoonheid. Hetzelfde geldt voor hele gemeenschappen: zij die worden beheersd door wantrouwen en angst voor hun veiligheid verliezen hun openhartigheid en zijn dus beroofd van schoonheid.
Een laatste observatie: als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat elke uiterlijke verschijning van schoonheid, hoe prettig, opwindend of opbeurend ook, op de een of andere manier ook getint is met droefheid. Dit lijkt misschien in eerste instantie paradoxaal, maar zie hoe er bij de aanblik van de mooie tuin en zijn heldere bloesempracht, de mooie omkrullende golven van de branding langs de kust, het heerlijke gevoel van het kind van drie dat je hand vasthoudt, de schoonheid van een kus, in die ervaringen altijd een lichte ondertoon melancholie is, van het verstrijken van de tijd, van het op handen zijnde verlies van dit kostbare, prachtige moment. En we weten dat dit niet anders kan.
De zoete droefheid van de schoonheid van de wereld is niet te vermijden. Het is de prijs die we betalen voor het feit dat we hier zijn en het leven kunnen liefhebben - we moeten vaarwel zeggen. Onze mooie jeugd, onze mooie kinderen, onze mooie vrienden, ons mooie lichaam, deze mooie wereld - dat alles moeten we vaarwel zeggen. Hoe mooi is zelfs die droefheid!
Maar deze intieme en dierbare droefheid is niet het einde. Zoals de oude verhalen ons vertellen, is er voorbij onze liefde voor de dingen en mensen van deze mooie wereld een oneindige bron van schoonheid waarvan de voorbijgaande vormen van schoonheid van ons leven de tijdelijke weerspiegeling zijn. Deze oneindigheid van schoonheid heeft niets van doen met droefheid of enig andere emotie. Het is de zich openende waarheid waarin we verwelkomd worden. Het stralende ervan is aanwezig in dit oneindig levende moment dat de hele werkelijkheid voorgoed verwezenlijkt.
Maar laten, vóór we ons in die verheven sferen verliezen, terugkeren naar de aarde en iets zorgvuldiger kijken hoe die manier van schoonheid aanbiedt ons in het leven te leiden, met name in onze daden.
Soefi’s hebben het vaak over ihsan. Dit wordt meestal vertaald met “goede daden”, maar betekent letterlijk “het schone doen”. In dezelfde geest kunnen we ons de beroemde versregel van Roemi herinneren: Laat de schoonheid die je liefhebt zijn wat je doet.
Wat geldt als schoonheid in actie? Net zoals dat het geval is bij het schone zien, geeft het schone doen blijk van passend zijn. De schone daad past gewoon binnen de hele context waarin hij optreedt -- hij past -- ook al wekt de schone daad misschien verbazing of is hij onverwacht. Ik herinner mij het antwoord van Miles Davis op de vraag hoe hij zulke prachtige geïmproviseerde melodieën tevoorschijn kon toveren. Hij zei: “Ik denk aan de volgende noot, en die speel ik dan niet.” Het idee of iets “past” in de context van muziek – zoals in alle lagen van het schone doen -- omvat zowel het verwachte als het onverwachte en laat zodoende de muziek spontaan tot leven komen.
En dit is een andere manier om de schoonheid die we liefhebben te beschrijven. De enige manier waarop we het schone kunnen doen is spontaan, met volkomen frisheid, leven. Het tegendeel van spontaan leven wil zeggen leven met de vervelende gewoontes van zelfbewustzijn en zelfingenomenheid, afhankelijk van de maatschappelijke goed- of afkeuring.
Een voorzichtige stem zou hier kunnen vragen: “En hoe zit het met morele daden? Hoe zit het met zelfbeheersing en de noodzaak om onze woede, hartstochten en zelfzuchtigheid te beteugelen? Is het schone doen niet gewoon een vrijbrief voor zelfvoldoening?” Het is waar dat “Doe wat mooi is “ als gebod veel ruimte laat bij het interpreteren van de juiste actie in allerlei situaties, maar dat ligt in de aard van dit geschenk. Vandaar dat de dichter Gary Snyder zei: “De sleutel voor ethiek is esthetiek.” De schone daad is ethisch omdat deze in een situatie spontaan leven laat opkomen in plaats van dat ze een vooropgezette juistheid zijn geforceerde gang laat gaan. Je zou kunnen stellen dat strak bepaalde morele wetten door de geschiedenis heen evenveel lijden hebben veroorzaakt als ze hebben voorkomen. Romeo en Julia hadden nog lang en gelukkig kunnen leven als hun families erop uit waren geweest het schone te doen in plaats van zich te schikken naar hun morele opvattingen.
Dit is duidelijk een ingewikkeld onderwerp, dat niet in een paar alinea’s te vangen is. We kunnen ons echter een ogenblik toestaan ons voor te stellen hoe de wereld zou kunnen veranderen als mensen schoonheid op deze wijze volgden. Stel dat we al op heel jonge leeftijd zouden leren het zich openbaren van schoonheid te herkennen en ons er in het leven door te laten leiden; als we van onze ouders, leraren en politici leerden in onze hele omgeving en in het hart van al onze interacties schoonheid te waarderen. Hoe anders zou onze wereld er dan uitzien! Gebouwen, kleine en grote steden zouden worden gebouwd op grond van schoonheid en niet vanwege een maximum aan efficiëntie. We zouden steden op prijs stellen die het leven ondersteunden en goed samenvielen met de schoonheid van de hele menselijke geest -- niet enkel hier en daar een stuk van een Parijs of een Florence, maar overal. En hoe anders zouden we niet met elkaar omgaan als we in onze opvattingen, religies, ideologieën en politieke opvattingen primair de schoonheid gingen waarderen in de manieren waarop we onze kinderen grootbrengen en opvoeden en hoe we omgaan met mensen die anders zijn dan wij.
Natuurlijk is dit idealistisch -- de hele idee van “het schone” is inderdaad een ideaal en als maatschappij staan we er ver van af van schoonheid als leidraad te nemen of prioriteit te geven aan het ideaal van schoonheid in onze hele cultuur. Is het desondanks toch niet voor elk van ons mogelijk de weg van schoonheid in het dagelijks leven te volgen? Onze beschaving kan dat misschien nog niet, maar wij kunnen het beslist wel. Is er één reden waarom we dat niet zouden doen?
Op deze paar bladzijden ben ik licht ingegaan op het mysterie van schoonheid -- hoe ze zich verhoudt ten opzichte van waarheid, ecologische gezondheid, spontaan leven, het hebben van een hart dat open is en ethische actie. We hebben ons grotendeels de schoonheid voorgesteld die zich aan ons aanbiedt in de zichtbare wereld -- in situaties uit het werkelijke leven, zoals het vasthouden van de hand van een stervende vriend, de schoonheid van het ochtendgloren of een kus. Laten we, nu we het einde van deze bespiegeling naderen, kijken waar deze uiterlijke situaties ons eigenlijk raken. Waarom ervaren we tenslotte wat mooi is als mooi? Is schoonheid iets dat we leren of is er in ons wezen al een vermogen of gevoeligheid voor schoonheid? Kan het zo zijn dat onze ervaringen van uiterlijke schoonheid optreden omdat ze resoneren met een vormloze bron van schoonheid binnenin ons? We kunnen ons de aansporing van Plotinus in herinnering brengen: “Laat dus een ieder die graag God en Schoonheid wil zien, schoonheid en godgelijk worden.” Wat betekent dat laatste eigenlijk?
Voor mijn gevoel betekent het schone worden niet iets nieuws worden, maar “worden” wat we al zijn. Het is het loslaten van de geconstrueerde identiteiten die zich in onze geest en in de manieren waarop we op dingen reageren hebben opgebouwd. Het is het je simpel openstellen in de aangeboren ruimtelijkheid en het licht dat de essentie is van ons zijn. Dit heldere licht zonder identiteit dat we zijn is zelf het hart van schoonheid. Het is een licht dat alle beschrijving tart. Met soefi Inayat Khan kunnen we alleen maar zeggen dat het “volmaakte schoonheid” is -- de transparante schoonheid die we delen met al wat is.
Soefi’s hebben er vaak op gewezen dat de natuurlijke respons van de mens op de majesteit van God ontzag is, terwijl onze respons op Gods schoonheid intimiteit is. Sta hier eens even bij stil: onze respons op volmaakte schoonheid is intimiteit. Dit impliceert harmonie -- de schoonheid van God harmonieert met ons meest intieme zijn. Als we schoonheid leren volgen in de uiterlijke wereld -- als we het schone zien en doen -- leren we ons tegelijkertijd openstellen voor de vormloze bron van schoonheid in alles.
Laten we het laatste woord geven aan Plotinus terwijl hij ons helpt te begrijpen wat dit ”zich openstellen” betekent:
Wanneer je weet dat je dit volmaakte werk bent geworden, wanneer je jezelf bent in de zuiverheid van je wezen bijeen hebt gesprokkeld , wanneer er niets is overgebleven dat die innerlijke eenheid kan verbrijzelen, niets wat van buiten komt de authentieke mens aankleeft, wanneer je merkt dat je volkomen trouw bent aan je essentiële aard, volledig) dat enige waarachtige licht dat niet wordt gemeten door ruimte, niet vernauwd tot enige omschreven vorm noch opnieuw omfloerst tot iets wat naamloos is, maar altijd onmeetbaar als iets groter dan alle maat en meer dan alle hoedanigheid -- wanneer je waarneemt dat je hiertoe bent uitgegroeid, word je nu visie zelf: roep nu al je zelfvertrouwen op, zet nu nog één stap voorwaarts -- nu heb je niet langer een gids nodig – kijk nu!
Dit is het enige oog dat de machtige schoonheid ziet.