Hoofdstuk zes
Wat is muziek? Wat gebeurt er wanneer we door muziek worden geraakt? Als we op de een of andere manier boven de planeet Aarde zouden kunnen zweven en de overvloed en verscheidenheid aan muziek konden horen die van over de hele aardbol opstijgt -- monniken die zingen in kloosters, rappers die hip-hoppen in Detroit, moeders die slaapliedjes neuriën in China, strijkkwartetten die een uitvoering geven in Wenen, geliefden die ver van elkaar zijn en over hun verlangen zingen -- waar zouden we dan getuige van zijn? Wat is het dat ons in de mengeling van klanken betovert? Wat gebeurt er dat ons zo ontroert?
Ik weet niet zeker of er op deze vragen wel een betrouwbaar antwoord bestaat. We kunnen natuurlijk zeggen dat muziek ons troost biedt, kalmeert, opwindt of inspireert, maar daarmee zouden we nog steeds geen antwoord hebben gegeven op wat muziek is of op wat er schuilgaat achter het mysterie van zijn vermogen ons op zoveel manieren te raken.
Ik stel me hier niet ten doel antwoorden op deze vragen te verzinnen over het mysterie van muziek, maar om te komen tot een andere manier van ervaren van wat er achter deze vragen zit. Hiertoe zou ik willen wijzen op een ander mysterie, dat door de dertiende-eeuwse soefimysticus Ibn 'Arabi `de Adem van de Genadevolle' werd genoemd. Dit is een mysterie van kosmische omvang, dat verwijst naar de oorsprongen van de kosmos. Maar de ontzagwekkende majesteit ervan is binnen het intieme mysterie van muziek zelf te ervaren.
De Adem van de Genadevolle wordt gezien als de kosmische dynamiek, die het vele in het Ene tot leven wekt. Het is de altijd aanwezige `Ademhaling', die het dit oneindige universum van dualiteit mogelijk maakt om er te zijn, terwijl het nooit iets anders is dan de non-duale essentie van het Ene. Het zien van de aard van deze dynamiek geeft ons een kans intuïtief te begrijpen hoe de ene ondeelbare essentie van de Werkelijkheid en de eindeloze veelvuldigheid van de verschijnselen tegelijkertijd kunnen bestaan. Dit inzicht is, als het optreedt, niet conceptueel en niet gewoon een metafysisch aardigheidje. Het verband tussen het betrekkelijke en het absolute `vatten' is de grondslag van alle ervaringen van spiritueel ontwaken.
Er is een algemeen bekende uitspraak van de profeet Mohammed, waarin God zegt: `Ik was een Verborgen Schat, die gekend wilde worden, daartoe schiep ik de kosmos.' Dit geeft aan dat er zich in het wezen van God (de Verborgen Schat) een fundamenteel verlangen bevindt om zich te verwezenlijken. De essentie verlangt ernaar de essentie te kennen. Het is dit verlangen waarvan het hele bestaan doordrongen is. Dat roept je op deze zin te lezen, te genieten van een lentemorgen, van iemand te houden of God te willen leren kennen.
Volgens Ibn 'Arabi wordt aan dit oerverlangen `tegemoetgekomen' door een immense, kosmische Genade -- de Adem van de Genadevolle. We kunnen ons voorstellen dat deze kosmische dynamiek twee aspecten bezit: een uitademing en een inademing. Door toedoen van de oneindige vrijgevigheid van de Genadevolle Adem vloeit de kosmos uit tot werkelijkheid. Dit is de goddelijke uitademing die het universum elke moment tot aanschijn wekt. Het is het scheppingsprincipe dat de mogelijkheden die latent `binnen' de Eenheid van Zijn aanwezig zijn openbaart. Door het baren van polariteiten en veelvuldigheid, van anders zijn, maakt de Adem verbintenissen mogelijk en daarmee kennis en liefde. Nu heeft het oerverlangen van de Verborgen Schat een richting waarin het kan stromen.
En toch kunnen, zoals we maar al te goed weten, de dimensies van dualiteit een valkuil zijn waarin anders-zijn wordt ervaren als de enige werkelijkheid. Afgescheidenheid heeft de overhand. Als ogenschijnlijk afgescheiden entiteiten dorsten wij naar verbondenheid, maar met wat? Onze dorst, onze hunkering, wordt, zoals de Boeddha zei, de oorzaak van lijden.
Hier kunnen we voelen hoe de Adem van de Genadevolle zich in zijn Genade voortzet door het bestaan van het vele terug te trekken naar vereniging met de essentie. Dit is de goddelijke inademing, de terugkeer naar eenheid, thuiskomen. In een bepaald opzicht treedt deze inademing ieder moment op als de hele kosmos verdwijnt om ruimte te maken voor iets nieuws. In een ander opzicht komt de goddelijke inademing tot uiting in de roep tot ontwaken, het verwezenlijken van de Verborgen Schat. Het bewust onderkennen van onze ware identiteit is de vervulling van het kosmisch verlangen.
Maar terwijl deze terugkeer naar Eenheid een beweging is van liefde, vernietigt ze ook het anders-zijn en daarmee de mogelijkheid van relaties. Vereniging met de Geliefde vernietigt de minnaar. Hier zien we de universele paradox van Worden en Zijn en de noodzakelijke spanning tussen anders-zijn en niet-anders-zijn die goddelijke zelfverwezenlijking mogelijk maakt.
Kortom, de twee aspecten van de Adem van de Genadevolle vertegenwoordigen enerzijds de schepping van de kosmos door de goddelijke uitademing en anderzijds door de goddelijke inademing het opheffen van de scheiding die in de polariteiten van de kosmos besloten ligt.
Wij kunnen de paradoxale aard van dit gezichtspunt waarderen door te onderkennen dat dit beeld van de Adem geen samenhangende reeks is zoals de ademhaling van dieren, maar dat de twee aspecten van de Genadevolle Adem eeuwig tegelijkertijd bestaan, waarbij de uitademing de inademing inhoudt en vice versa. Zo kunnen we een glimp opvangen van het vele in het Ene en van het Ene in het vele en van de tegenstrijdige gelijktijdigheid van de tijd en het tijdloze, het geschapene en het ongeschapene, het andere en het niet-andere.
Met deze korte en abstracte inleiding tot Ibn 'Arabi's idee van de Adem van de Genadevolle keren we terug naar onze beschouwing over de aard van muziek. Door dit onderkennen van de functie van de goddelijke Adem een ogenblik in ons bewustzijn te houden kunnen we misschien de mogelijkheid toelaten dat we terwijl we muziek maken of ernaar luisteren eigenlijk getuige zijn van de schepping van de kosmos.
Zo is er bijvoorbeeld vóór een melodie of ritme begint stilte. Dan verschijnt de eerste klank. Waar komt die vandaan? Waar was ze vóór ze zich als klank manifesteerde? We merken misschien op hoe de eerste klank, dan de tweede en daarna de derde, enzovoorts, elk wordt vrijgegeven in het moment. Ze verschijnen uit de stilte, uit niet-zijn. We merken misschien ook op dat de toon die over een paar momenten gespeeld zal worden, er nog niet is ... en dan opeens wel! Wat geeft hem zijn bestaan?
We kunnen alleen zeggen dat hij voortkomt uit het oneindige potentieel van de leegte. En wat gebeurt er dan? Hij verdwijnt! Waar gaat hij heen? Hij keert terug naar de leegte van de stilte, naar het niet-zijn. Ja, hij blijft misschien nog even in de herinnering hangen terwijl zijn vervluchtigende aanwezigheid raakt aan de vervluchtigende aanwezigheid van de klanken die erop volgen, maar stilte gaat eraan vooraf en stilte volgt erop.
Als we aandachtig luisteren naar het in-aanschijn-komen-en-uit-het-zijn-verdwijnen van elke klank, kunnen we onderkennen dat hier de schepping en vernieuwing van de kosmos plaatsvindt. Wat wij de Adem van de Genadevolle noemen, maakt het komen van elke klank uit het niets mogelijk. En op dezelfde wonderbaarlijk wijze lost de Adem van de Genadevolle dit in-het-aanschijn-komen van de klank op door deze meteen weer terug te trekken naar voorbij het zijn, naar zuivere essentie.
Wanneer we naar muziek luisteren of muziek maken die fris en levend is, worden we geraakt door hoe wat wordt gespeeld of gezongen tegelijk onverwacht en onvermijdelijk is. In elke tierlantijn, elk onopgelost akkoord of speelse syncope herhaalt zich het verlangen van de Verborgen Schat om gekend te worden. De melodie komt op, gaart zich bijeen, stijgt op en vraagt om zijn oplossing.
Kan het zijn dat muziek in zijn meest authentieke functie het eerste kosmische drama van de schepping herhaalt door zijn eigen schepping van iets moois, de mooie klank (de uitademing) en het dan weer opnemen van die ding-klank in het niets (de inademing), waarbij het ons hart raakt met dit geschenk van het spel tussen bestaan en niet-bestaan? Of is het zelfs nog meer? Maakt het feit dat ons hart door iets moois wordt geraakt, niet het wonder mogelijk van de Verborgen Schat die gekend wordt?
En wat is dit `kennen' trouwens? Kan de Verborgen Schat gekend worden zoals iets gekend wordt? Openen wij ons niet voor de essentie van de Verborgen Schat door kennis helemaal te laten varen, net zoals we elke toon in de muziek laten gaan zodat zijn essentie zich openbaart? Zoals Nagardjoena, de boeddhistische meester uit de tweede eeuw, zei: `Nirwana is het laten gaan van wat opkomt en voorbijgaat.' Op de een of andere manier is dat wat er gebeurt wanneer we door muziek worden gewekt.