Hoofdstuk twee
Het visioen kan niet gezien worden door te zoeken, staak het zoeken. Het kan niet door meditatie worden ontdekt, verlaat dus je staten van trance en je mentale beelden. Je kunt het nergens door bereiken, geef dus de poging om de wereld te behandelen als magische illusie op. Het is niet te vinden door ernaar te zoeken, laat dus alle hoop op resultaat varen.
Bij vrijwel iedere stap op het spirituele pad is sprake van tegenstrijdigheden. In feite is het beeld van een spiritueel pad op zich al een tegenspraak. Het betekent dat er een afstand moet worden afgelegd, dat we lopen op een pad dat van ergens ver bij het goddelijke vandaan naar iets er dichterbij gaat, van duisternis naar licht of van een staat van minder bewustzijn naar ontwaken.
En toch is verlichting niets anders dan het door ervaring herkennen van Eenheid en het gelijktijdig herkennen van onze naadloze vereenzelviging met Eenheid, wat op dit moment het geval is en dat ook altijd is geweest. Welk doel wordt er dan gediend door afstand tot Eenheid te veronderstellen. Als wij in wezen al één zijn met Eenheid, wat heeft het dan voor zin om een pad er naartoe te gaan maken? Is onze vereenzelviging met een pad geen omweg?
Meteen hierna doet zich een tweede tegenstrijdigheid voor: een spiritueel pad leidt impliciet tot spiritueel ontwaken. Maar het Geheel kan uit de aard der zaak beslist niets anders zijn dan het ontwaakt zijn zelf. Omdat hetgeen in onze verwerkelijking centraal staat onze naadloze identiteit met Eenheid is, zijn we dus al ontwaakt! Hoe kan wat al ontwaakt is, ontwaken?
Dit zijn een paar tegenstrijdigheden die inherent zijn aan het concept pad en doel. Er is nog een tegenspraak ingebed in het concept zoeker. De zoeker reist over het pad naar het doel. Maar net zoals de concepten van pad en doel verdwijnen in de alomtegenwoordigheid van de Ene, doet het concept zoeker dat ook. Wie zoekt er tenslotte? Aangezien de Ene het enig zijnde is, is het concept van een zoeker die op zoek is naar dat enig zijnde op zijn minst verbijsterend.
En toch zijn er in de loop van de geschiedenis ik weet niet hoeveel duizenden spirituele paden afgebakend. Over hun doelen is in de meest poëtische termen gesproken en zoekers hebben met grote vasthoudendheid die routes bewandeld, van wie sommigen gedurende het proces duidelijk zijn “ontwaakt”. Innerlijke scholen, mysteriescholen, monniken en nonnen in hun respectieve kloosters, rondzwervende sadoe’s en hun volgelingen, boeddhistische sektes en soefi-ordes -- de menselijke gemeenschap heeft zich verbonden met een groots project van spiritueel zoeken, onderrichten en ontdekken.
Maar is in het licht van de tegenstrijdigheid van zoeker, pad en doel zoals hierboven beschreven, dit grootse project iets meer dan een rookgordijn dat het duidelijke verhult? Versterken spirituele paden die ideeën en strategieën niet juist door het concept zoeker, het zoeken en wat gezocht wordt te onder woorden te brengen als waren ze een doel op zich in plaats van ons te openen voor hetgeen alle ideeën te boven gaat? Of we nu met een formeel spiritueel pad verbonden of ongebonden spirituele zoekers zijn, dit zijn relevante vragen.
In deze bespiegeling wil ik deze vragen zo direct mogelijk benaderen. Terwijl je er, zoals ik vaak doe, op kunt reageren door te zeggen dat het in de aard van spirituele paden ligt om tegenspraak en paradox te bevatten, is dat geen volkomen bevredigende reactie. Er schuilt in het leiding geven aan of het volgen van een spiritueel pad het aanzienlijke gevaar dat je het onbewust tot een bestemming op zich maakt. Op die manier kunnen zoeker, pad en doel elk tot meubelstuk worden in ons spirituele huis. En toch lopen we zonder enige leiding van een pad of het oprecht volgen van de roep tot ontwaken, het risico op te gaan in onszelf en onszelf te misleiden.
Wanneer we nauwkeurig naar het nut van een spiritueel pad kijken met inbegrip van het concept van een zoeker op het pad en een doel dat wordt nagestreefd, zien we die verschijnselen allemaal voortkomen uit het gevoel dat er iets ontbreekt. Ik mis iets. Ik zou het leven beter kunnen ervaren. Ik wil een beter mens zijn. Ik wil mij dichter bij God voelen. Ik wil de betekenis achter dit bestaan vinden. Deze gevoelens kunnen mij naar een formele religie of een spiritueel pad brengen waar ik het ontbrekende hoop te vinden -- een geloofssysteem, een inspirerende leraar, een gemeenschap, of een oefening die het gevoel van gemis een beetje lenigt.
Centraal element in deze kijk op de werkelijkheid is natuurlijk het ik-gevoel: ik mis iets. Mijn ervaring van het leven zou beter kunnen zijn. Een spiritueel pad is iets dat mij ten goede zou komen. Het zich vereenzelvigen met een wezen los van de ander en de wereld als geheel is de primaire beweging van de menselijke psyche. Het vormt de basis voor het ervaren van mijn gebrek: er kan alleen iets ontbreken als er een afgescheiden ik is dat het mist.
Het bakent ook mijn gevoel van afgescheidenheid en gemis in ruimte af: ik ben hier en de rest is daar. Hetgeen ik mis moet ergens daarbuiten zijn. Een leraar of leer zal de sleutel hebben waar ik naar op zoek ben. Ik moet hem vinden. Het is iets, ergens daarbuiten.
Het gevoel van afstand tot hetgeen ik verlang leidt ook tot de toegevoegde afscheiding van tijd: ik hoop of verwacht wat ik mis ergens in de toekomst te vinden. Er gaat iets groots gebeuren. Er zal redding of verlichting optreden. Niet nu, maar ooit. Die beide gevoelens van afstand in ruimte en tijd tot hetgeen ik mis verwijzen terug naar en versterken mijn ervaring van ik-heid -- ik ben dit wezen dat ontbeert waar ik het meest naar verlang en dat daarop zit te wachten.
Hier zien we hoe het concept van de waargenomen behoefte aan spirituele inspanning en discipline zich vestigt. Ik moet mijn wilskracht inzetten en gebruik maken van gebed en spirituele beoefening om op een dag te bereiken wat ik ontbeer: een kalme geest, een hart dat open is, vrijheid, ontwaken, Godsbewustzijn, vergiffenis, enzovoorts. Dit is wat de boeddhisten een win-idee noemen. Nogmaals, wanneer we nauwkeurig kijken, kunnen we opnieuw zien hoe de dynamiek van een win-idee op een subtiele manier terugverwijst naar, en het gevoel versterkt van, het afgescheiden ik. Ik doe deze oefening. Ik kies dit moeilijke pad. Ik ga hier zelf bewegingloos zitten, terwijl ik probeer de gedachten en emoties die in mijn bewustzijn opkomen te temmen.
Als je er door deze lens naar kijkt, heeft het aannemen van een spiritueel pad en het zijn van een zoeker met een spiritueel doel een averechtse uitwerking. In plaats van het gevoel van zelf te laten, versterken ze het. In plaats van de tweedeling subject-object op te lossen maken ze er gebruik van. In plaats van mijn gewaarzijn open te stellen voor het mysterie van het bestaan, geven ze me manieren om het te definiëren.
En toch zou het verkeerd zijn de gehele religieuze en spirituele loop van de mensheid van tafel te vegen omdat enkele van de vormen waarin het zich uit ons zouden kunnen verstrikken in de gehechtheid waaruit ze ons nu juist proberen te bevrijden. Ondanks de hierboven beschreven valkuilen kunnen spirituele paden een positief doel dienen. We zien hiervoor het bewijs in de ervaringen van verlichte zielen door de hele geschiedenis. Wat Is er dan nodig om een spiritueel pad effectief te maken?
Als we de reis van het spirituele pad als kunst benaderen in plaats van als oefening of discipline, kunnen we het win-idee dat het proces overschaduwt mogelijk vermijden. Alle kunst vereist discipline, maar discipline op zich brengt geen kunst voort. Grote kunst komt tot stand doordat de kunstenaar openstaat voor het onbekende en het onverwachte, naast zijn of haar praktijkervaring en de vaardigheden die hij/zij ontwikkeld heeft. Op dezelfde manier is er een rijpingsproces waarbij onze spirituele beoefening de bereidheid kan brengen van waaruit we ons mogelijk eenvoudiger openen voorbij pad, rijping en voorbereiding.
Hier zien we opnieuw de tegenspraak die inherent is aan het concept van een spiritueel pad. Leringen en oefeningen zijn nuttig in de mate waarin ze ons voorbereiden om te zien wat reeds zo is. Wanneer we tenslotte “dit wat al zo is” zien, dringt tot ons door dat het hier aldoor al geweest is en dat er nooit voorbereiding nodig was om het te kunnen zien.
Desondanks kunnen we er waardering voor hebben hoe alle oefeningen waarvan we gebruik maakten -- zitten in stilte, het herhalen van een mantra, het zingen van zikrs, het wervelen in cirkels, bidden, het visualiseren van godheden, mediteren, de aard van het zelf onderzoeken, het beoefenen van koans, enzovoorts -- plus alle leringen waaraan we zijn blootgesteld ons op twee fundamentele manieren kunnen doen rijpen. Allereerst kunnen ze ons aanmoedigen de mogelijkheid te overwegen dat we geen afgescheiden zelf zijn maar het transparante bewustzijn in al wat is. Dit is aanvankelijk een intellectuele overweging -- leringen en oefeningen nodigen ons uit meer ontspannen te staan ten opzichte van onze aannames over de werkelijkheid. We laten de mogelijkheid toe dat een en ander misschien niet is zoals wij ons hadden voorgesteld. We laten de mogelijkheid toe dat de werkelijkheid – het gehele universum zoals we het kennen -- wakker is. We laten de mogelijkheid toe dat het vertrouwde bewustzijn dat we ervaren als de basis voor onze dagelijkse gewaarwording overeenkomt met het oneindige bewustzijn dat het fundament van alles is.
Dit soort inzichten neigt ertoe ons vermogen te verruimen tot het ons vertrouwd voelen met het niet kennen en ook niet hoeven te kennen van de antwoorden. Ze helpen ons de pogingen op te geven om de wereld en onszelf te definiëren. Ze maken ruimte in ons voor wat niet te definiëren is.
De tweede manier waarop spirituele leringen en oefeningen ons kunnen laten rijpen is door ons te helpen de innerlijke spanningen van ons mentale en emotionele leven te verhelderen. Met “verhelderen” bedoel ik dat ze het vermogen bezitten om de snelheid en de hoeveelheid van onze gedachten terug te brengen, ons bewust te worden van geconditioneerde denkpatronen, gehechtheden en identificaties los te laten en ons hart te openen voor eenvoudige aanwezigheid. Vanuit dit perspectief kunnen we zien hoe een pad in ons en in ons leven voorwaarden kan scheppen van waaruit we waarschijnlijk eerder geopend kunnen worden voor de transparante tegenwoordigheid van bewustzijn.
Door deze beide functies – het openen voor de mogelijkheid van onze ware aard en het verhelderen van ons mentale en emotionele milieu, zodat we beter in staat zijn die aard te verwerkelijken -- kunnen spirituele oefeningen op ons pad dienstbaar zijn. Zolang de nadruk ligt op die beide functies, misleiden ze ons niet. Leringen en oefeningen moeten in dit opzicht uiterst nederig zijn door het onderkennen van hun grenzen.
Het is altijd verleidelijk om te geloven dat ik zodra ik me moeite getroost, discipline aan de dag leg en me ergens op richt, getransformeerd zal worden en op een dag ontwaak. Dit is de illusie dat je een zoeker bent die een pad volgt naar een doel. Er is gewoon geen ik dat zich inspanning kan getroosten of getransformeerd kan worden. Ontwaken is niet te bereiken omdat het al de aard der dingen is. We kunnen nooit iets ondernemen om te ontwaken, want … hier is het!