Hoofdstuk vijf
Een paar jaar geleden ging ik naar Fez in Marokko om mijn meditatiepraktijk te verdiepen onder de leiding van een soefi-sjeich van de Qadiri-orde. Hoewel ik formeel geen moslim ben, werd ik door hem en in de zikr-kringen die ik bijwoonde hartelijk ontvangen. Maar toen ik op een dag bij een van zijn leerlingen thuis was, viel die tegen me uit omdat ik volgens hem geen echte moslim was. Hij hield staande dat het enige echte soefipad alleen te vinden was door het volgen van de sjaria -- de wetten van de islam. Een paar maanden later vertelde de sjeich me dat hij had gehoord wat er was voorgevallen en dat hij woedend op zijn leerling was geworden vanwege diens bekrompenheid.
Maar het standpunt van de sjeich is minder gangbaar dan dat van zijn leerling. In hedendaagse boeken over het soefisme kom je vaak herhaalde en felle aanvallen tegen op wat de schrijvers zien als de `pseudo-spiritualiteit' die zich in de westerse wereld als soefisme voordoet. Het ligt voor hen met name heel gevoelig dat soefisme dienst zou kunnen doen als een authentiek pad tot ontwaken buiten de context van de islam, of dat het zich voor welke van zijn oorsprongen ook kan beroepen op iets dat aan de openbaringen van de profeet Mohammed voorafgaat.
Mijns inziens hebben deze schrijvers groot gelijk als ze stellen dat islamitisch soefisme islamitisch soefisme is, met als voornaamste referentiekader uiteraard de Koran, de hadîth en de schat aan mystieke soefigeschriften die de afgelopen veertien eeuwen de kern van de islamitische soefidoctrine hebben gevormd.
Maar toen de soefimysticus Inayat Khan in 1910 het soefisme naar het Westen bracht, betekende dat in de geschiedenis van het soefisme een belangrijk keerpunt. Inayat Khan, zelf een moslim-soefi, die was geïnitieerd in de vier belangrijkste soefi-ordes -- Chisthi, Suhrawardi, Nakshbandi en Qadiri -- bracht in het traditionele soefisme een radicale verandering teweeg en gaf er een nieuwe wending aan door het los te maken uit zijn exclusieve band met de islam. Hij schreef: `Het soefisme heeft nooit aan een bepaald volk of een bepaalde godsdienst toebehoord. Soefisme is het wezen van alle godsdiensten en óók de geest van de islam.'
Het is echter niet erg waarschijnlijk dat de mensen die in hun geschriften de `pseudo-spiritualiteit' van onze tijd hekelen daarbij denken aan Inayat Khan of zijn boodschap van universeel soefisme. Tenslotte tellen de verschillende westerse soefi-ordes die de lijn van Inayat Khan volgen niet meer dan een paar duizend mensen. Volgens mij reageren ze op een onmiskenbare neiging in de westerse spirituele cultuur om geen bepaalde godsdienst of dogmatiek aan te hangen, waardoor veel mensen voor de innerlijke leer van verschillende godsdiensten openstaan.
Wie streng in de leer is, stoort zich aan die wijd verspreide culturele beweging. De algemeen geachte schrijver William Stoddart somt hun tegenwerpingen als volgt op: `Je kunt niet staande houden dat je, daar mystiek of esoterie de innerlijke waarheid is die alle godsdiensten met elkaar gemeen hebben, godsdienst (exoterie) van de hand wijst en alleen de mystiek (esoterie) zoekt.' Of zoals andere schrijvers herhalen `Er kan geen esoterie bestaan zonder exoterie', dat wil zeggen dat er geen sprake kan zijn van een authentiek mystiek pad zonder een `goddelijk geopenbaarde religie' die het grondvest en inspireert.
Ik wil dit hier nagaan omdat het tot grote verwarring leidt bij mensen die buiten een formele religieuze traditie staan, maar die desondanks oprecht streven naar spiritualiteit en een spiritueel pad bewandelen. Ik wil met name kijken naar wat men verstaat onder het begrip exoterischen vooral naar de ethische dimensie ervan en hoe we de oorsprong kunnen begrijpen van door God geopenbaarde exoterische vormen, waaruit ontstaat wat wij als waar ervaren.
Als de functie van het esoterische verwijst naar een pad van mystieke verwezenlijking dat alleen voor een enkeling van belang is, verwijst de functie van het exoterische naar (minstens) drie gebieden die aan een bredere dwarsdoorsnede van de mensheid ten goede komen. Dit zijn:
Ethiek. Het door middel van formele godsdiensten verschaffen van maatschappelijke gedragscodes die vrede, eerlijkheid en sociaal en persoonlijk welzijn bevorderen, zoals de Tien Geboden, de Bergrede, de sjari'a, boeddhistische voorschriften, de joodse wet, enzovoorts.
Doctrine. De doctrine van een godsdienst verbindt ons met de goddelijke of ultieme werkelijkheid door de kijk die ze biedt op onze plek in de kosmos, de zin van het leven en onze sterfelijkheid én de spirituele lessen die ze ons geeft door middel van het symbolische verhaal dat ze vertelt. Wanneer de religieuze doctrine beweert te berusten op een door God geopenbaarde schrift, bezit ze de diepe kracht mensen erbij te betrekken en zeker te stellen dat ze zich voor het standpunt en de leer ervan inzetten.
Verering. De formele godsdienst biedt ook inspiratie en een kanaal voor onze eerbied en ons verlangen daaraan uiting te geven. Ontzag, intimiteit, verlangen, liefde voor schoonheid, loven en danken krijgen een context en focus door gezamenlijk ritueel en gebed.
Vandaar de aanval van de gelovigen: wie een mystiek pad bewandelt dat niet trouw is aan één enkele formele godsdienst, heeft geen authentieke bron van ethiek, doctrine en verering en degradeert het daarmee tot een `cafetaria-stijl', een `hap-snap'-godsdienst zonder diepgang, wortels of verplichtingen.
Ik wil hier, in de sterkst mogelijke bewoordingen, aangeven dat volgens mij het tegendeel het geval is. Wij -- en ik gebruik nu het woord `wij' om al die mensen erbij te betrekken die oprecht een pad van spiritueel ontwaken volgen buiten het kader van één enkele godsdienst om -- zijn gezegend met niet meer of minder dan een ware bron van ethiek, doctrine en verering, die voortkomt uit de universele openbaring van het hele bestaan. Die universele openbaring is voldoende om ons leven inspiratie te verlenen met alle leiding en eerbied waarop we als mens maar kunnen hopen.
Wat is universele openbaring? Het is niet alleen de bron van de grote erfenis aan leiding en wijsheid die we uit het verleden hebben ontvangen, het is ook de bron van ons spontane ontwaken. Uiteindelijk is het leven en de bron van leven. Door toedoen van de universele openbaring ontvangen we ethische leiding, een zinvolle kijk op de wereld en een gevoel van saamhorigheid in verering dat qua reikwijdte niet-exclusief is en qua verwezenlijking grote diepgang vertoont.
`Goddelijke openbaring' wordt in principe gezien als een overeenkomst die ergens in het verre verleden tussen God en een profeet of een ander heilig iemand is gesloten. Daardoor wordt een boodschap van welzijn gegeven aan een bepaald volk of aan de mensheid in haar geheel. Als ik het hier heb over universele openbaring, wil ik daarmee niet suggereren dat er twee soorten openbaring zouden zijn, een goddelijke en een universele. Dat is hetzelfde. Ik gebruik hier het woord `universeel' in de context van openbaring omdat ik het begrip openbaring wil ontdoen van zijn associaties met exclusiviteit en het idee dat alleen de grote profeten van de mensheid openbaring vanuit het goddelijke konden ontvangen.
Zelfs bij het begrip openbaring als overeenkomst kun je de nodige vraagtekens zetten. Tenslotte is wat we met God of het goddelijke bedoelen Een-zijn, Eenheid, het Enige dat is. Er zijn geen twee: een goddelijke Gever en een sterfelijke ontvanger. Het goddelijke openbaart zich door middel van de schepping immanent, niet transactioneel. Dit is voor het begrijpen van universele openbaring van cruciaal belang: ze is immanent -- immanent in de golven van de zee en de vreugde van het hart, immanent in de blik in onze ogen en het begrip van ons verstand, immanent in geboorte en immanent in de dood. Die beide woorden -- `immanent' en `geopenbaard' -- beschrijven dezelfde intieme ervaring, waarbij God Zich ontsluit. Dit wordt niet ervaren als een relatie subject/object, kenner/gekende, de herkenning openbaart zich veeleer immanent en het immanente is het transcendente.
Ik wil deze bespiegeling nu richten op het meer specifieke onderwerp van de ethiek, want dat is een van de drie gebieden die in de traditionele exoterische godsdienst, die berust op goddelijke openbaring, centraal staan.
De gelovigen betichten ons ervan dat wij, omdat we niet binnen een bepaalde geopenbaarde godsdienst leven, geen toegang hebben tot of verplichting aan de ware leiding. In de rest van dit essay wil ik bekijken hoe leiding in feite in overvloed toegankelijk is doordat het universum zich elk moment om ons heen en binnenin ons openbaart.
Om de vraag die centraal staat nogmaals te herhalen: Wanneer we ons voor het verschaffen van een ethische code om naar te leven niet alleen verlaten op de openbaring van één enkele godsdienst, waarop verlaten we ons dan wel? Hoe wordt een betrouwbare leidraad voor juist gedrag aan ons geopenbaard?
We kunnen om te beginnen naar een antwoord zoeken in de natuurlijke ethiek die ons door het leven zelf wordt geleerd. Ik gebruik het woord `natuurlijk' hier in de zin van iets dat geen nadere verklaring behoeft. We zijn elke dag ondergedompeld in de leiding van het leven. Wat leren we bijvoorbeeld wanneer we een baby hebben? We leren dat er een natuurlijke manier van zorgdragen in ons opkomt, iets dat ons kracht en geduld geeft. We tillen een zuigeling op, houden die tegen onze borst, wiegen hem/haar daar heen en weer en maken kirrende, zachte geluidjes. Hoe komen we daarbij? Wanneer we ons hele leven de revue laten passeren -- leren hoe je moet liefhebben, leren hoe je een goede vriend moet zijn, leren van je fouten, zoeken naar zingeving en doel, ouder worden, de mensen van wie je houdt ten grave dragen -- leren al die natuurlijke gebeurtenissen en levensfasen ons door positieve en negatieve ervaringen hoe we een beter leven kunnen leiden, hoe we vriendelijker kunnen zijn en beter zorg kunnen dragen voor anderen.
Ja, kun je zeggen, maar het leven brengt ook moordenaars, dictators en hebzuchtige en gebroken zielen voort. Dat klopt. Maar als we hier heel aandachtig of vanuit een hoger standpunt naar kijken, zien we dat er een natuurlijke neiging tot vriendelijkheid en wijsheid bestaat, die in het geweldige drama van onze soort steeds weer opleeft. Gewelddadigheid vlamt op uit onwetendheid en angst en haar cyclische geschiedenis, maar ontmoet altijd geschoktheid en afkeer. Dat is een van de dingen die ons door de natuurlijke ethiek wordt geleerd. Er zijn er nog veel meer. Dat er zoiets als leren bestaat, geeft op zich al blijk van wat door boeddhisten de fundamentele goedheid van het heelal genoemd wordt, waarin zich waarheid en de drang tot meedogend optreden openbaren.
Vanuit dit op natuurlijke wijze optredende veld van morele leiding -- universele openbaring -- zijn in vrijwel elke godsdienst beschrijvingen te vinden van wat bekend staat als de Gulden Regel. Die ethische essentie is het gemeenschappelijk bezit van alle mensen. Dat ze alomtegenwoordig is, vormt het bewijs dat er sprake is van een universele openbaring -- ze is door de aard der dingen geopenbaard. Twee principes vormen de kern van de Gulden Regel: ten eerste, eenheid -- wij staan niet los van elkaar of de aardse samenleving en, ten tweede, vriendelijkheid -- deze relatieve wereld is door mededogen en liefde verenigd met de ultieme werkelijkheid.
De gulden regel |
|
Spiritualiteit van de Aboriginals Wij zijn zo levend als we de aarde levend houden. Chief Dan George Baha'i-geloof Leg een ander mens geen last op waarvan je niet zou willen dat die jou werd opgelegd en verlang voor niemand wat je voor jezelf niet zou verlangen. Baha'oe'llah, Gleanings Boeddhisme Behandel anderen niet op een manier waaronder je zelf zou lijden. De Boeddha, Oedana-Varga 5:18 Christendom Behandel anderen steeds zo als je wilt dat ze jou behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten. Jezus, Matteüs 7:12 Confucianisme De grondslag voor goed gedrag, opgesomd in één woord ... liefdevolle vriendelijkheid. Doe anderen niet aan waarvan je niet wilt dat het jou aangedaan wordt. Confucius, Gesprekken 15.23 Hindoeïsme Dit is de hoogste plicht: doe anderen niet aan wat jou pijnlijk zou treffen als het jou werd aangedaan. Mahabharata 5:1517
|
Islam Geen van jullie is een echte gelovige tot je voor anderen wilt wat je wilt voor jezelf. De profeet Mohammed, hadîth. Jainisme Behandel alle schepselen in de wereld zoals je zelf behandeld wilt worden. Mahavira, Soetrakritanga Jodendom Doe je buurman niet aan wat jou tegen de borst stuit. Dit is de hele Tora, de rest is commentaar. Hillel, Talmoed, Sjabbath, 31a Sikhs Ik ben voor niemand een vreemde en niemand is een vreemde voor mij. Ik ben voor iedereen een vriend. Goeroe Granth Sahib, blz. 1299 Tauïsme Zie de winst van je buurman als je eigen winst en zijn verlies als dat van jezelf. T'ai Sjang Kan Ying P'ien, 213-218 Zoroastrianisme Doe een ander niet aan wat jouzelf schade zou berokkenen. Shayast-na-Shayast Tekst samengesteld door The Temple of Understanding
|
In de geest van de Gulden Regel, die in de loop van duizenden jaren is gegroeid in de ontwikkeling van godsdiensten en maatschappelijke afspraken en het afwijzen van het spook van geweld en hebzucht, kwam het in de twintigste eeuw tot een grote opbloei van ethische geschriften, een geschenk van de universele openbaring: de ethische verklaringen en handvesten van de volkeren van de wereld. Hiervan zijn vele voorbeelden te noemen, zoals: het Handvest van de Verenigde Naties (1945), de Universele Verklaring van de rechten van de mens (1948), de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van het kind (1959), de Niet-Gouvernementele Organisatie (NGO) van de Earth Summit (1992), de Verklaring over globale ethiek van het Parlement van de wereldgodsdiensten (1993), de Beijing Verklaring over de rechten van de vrouw (1995) en het Earth Charter (1998).
Deze verklaringen zijn meer dan mooie woorden op papier. Ze vertegenwoordigen de heilige schrift, die overal ter wereld in het hart van mensen is geopenbaard als antwoord op ons verlangen in harmonie en schoonheid met elkaar en de aarde te leven. Ook al berusten die verklaringen grotendeels op de wetten en geboden van de wereldreligies, ze zijn beknopter en specifieker dan de voorschriften die in de oude geschriften staan. Het zijn duidelijke richtlijnen voor een echt ethische beschaving, waarin de rechten van iedereen worden gerespecteerd.
De erfenis van universele openbaring houdt uiteraard de morele wetten, geboden en verboden en voorschriften van de traditionele wereldreligies in. Deze zijn voor de hele mensheid van onschatbare waarde. Ze beperkt ons niet tot het volgen van één stel voorschriften, we kunnen van ze allemaal leren. We hoeven ons niet gebonden te voelen aan een bepaalde wet waarvan we aanvoelen dat die niet meer passend is. Dit is het `hap-snap'-aspect waaraan veel gelovigen zich zo vreselijk ergeren: alles of niets, zeggen ze. Maar het feit dat zij een bepaald dogma verplicht achten, geeft nu juist blijk van een houding die niet langer is te beschouwen als ethisch. In plaats van een morele code te aanvaarden die wil dat homoseksuelen worden gedood (jodendom en christendom) of dat wie overspel pleegt, wordt gestenigd tot de dood erop volgt (islam), nemen we de verantwoordelijkheid op ons te besluiten tot een juiste actie die berust op alles wat we weten en liefhebben -- geschriften, leerstellingen, levenservaring, filosofie en kunst, de intuïtie van ons hart.
Bij het aandacht besteden aan het ethische gevolg van universele openbaring mogen we onze wereldse onderzoekingen op het gebied van goed bestuur, rechtspraak, de vaardigheden van luisteren en communiceren, sociologie, psychologie, medische ethiek, creativiteit en eerlijkheid op de werkvloer, enzovoorts niet vergeten. In deze zich ontwikkelende disciplines openbaart zich de zich verdiepende wijsheid van het zoeken van de mensheid naar persoonlijk en maatschappelijk welzijn. Zijn ze op goddelijke wijze geopenbaard? Volgens mij kunnen we daar -- in zoverre ze staan voor eerlijkheid, vriendelijkheid, hartelijkheid en intelligentie -- met een volmondig `ja' op antwoorden. We zien hoe de natuurlijke stroom van universele openbaring ons zoeken verheft naar manieren om in schoonheid en harmonie met elkaar te leven.
Dit overzicht van de aan ons geopenbaarde ethische erfenis zou niet volledig zijn zonder het terrein van de milieu-ethiek en de filosofische wortels ervan in de ecologie te noemen. Op de inheemse spirituele tradities na hebben de meeste wereldreligies ons amper voorbereid op de ethische uitdagingen waarmee we de juiste banden tussen mensheid en aarde kunnen bepalen. En dat is misschien wel het belangrijkste waarvoor we ons thans geplaatst zien. Kiezen we er bij ons zoeken naar authentieke openbaring en leiding voor alleen te verwijzen naar geschriften die eeuwen geleden zijn geboekstaafd of kunnen we ook voor iets anders kiezen?
Tot besluit keren we terug naar het begin. Laten we nog eens kijken naar de kritiek uit de islamitische hoek dat er geen universeel soefisme kan bestaan buiten de islam om. Onze beschrijving van een universele openbaring kan door sommigen verwelkomd worden, dat geldt zeker niet voor iedereen. De tegenwerpingen van de gelovigen zijn trefzeker. Martin Lings, nog een zeer geachte autoriteit op het gebied van het islamitisch soefisme, stelt dat iemand op zich `het Absolute op geen enkele manier kan bereiken. ... Het Absolute moet als het ware eerst een hand uitsteken of een reddingslijn uitgooien. ... [Dit is] precies wat met Openbaring, in welke vorm ook, bedoeld wordt. Je kunt je dus afvragen: Als het soefisme niet-islamitisch maar wel doelmatig is, dat wil zeggen, begiftigd met een reïntegrerende kracht van een eb die terugvoert naar het Absolute, op welke van het Absolute uitgaande vloed is dat dan een reactie, met andere woorden, op welke Openbaring verlaat ze zich? Het antwoord moet tevens direct en helder verwoord zijn, want het is ondenkbaar dat de Voorzienigheid hierin onderhands zou zijn opgetreden.'
Er is een duidelijk, helder antwoord: Dit! De openbaring die we voor ons zien en die in ons ligt en die ons elk moment schept en weer uitwist. Het is geen nieuws over een verafgelegen paradijs of het verhaal over iets dat lang geleden gebeurd is. Het is Dit. Zoals de hadîth zegt: `Waarheen je je ook wendt, daar is het gelaat van God.' De openbaring waarop we ons verlaten ligt niet vervat in een boek, ook al heeft ze in vele boeken zeker sporen nagelaten. De stroom die van het Absolute uitgaat behoort tot geen enkele godsdienst. Wanneer we ons uiteindelijk in Gods tegenwoordigheid bevinden, blijkt dat daar noch wij, noch een godsdienstige ethiek, doctrine of vorm van verering zijn. De openbaring is Dit. In de woorden van Inayat Khan:
Voor een soefi zijn het leven, de aard van de mens, de natuur om ons heen allemaal openbaring. Dit wil niet zeggen dat een soefi geen eerbied heeft voor de heilige geschriften die door de mensheid worden vereerd. Integendeel, hij acht ze even heilig als de volgelingen van die geschriften dat doen, maar volgens de soefi zijn alle geschriften slechts verschillende interpretaties van dat ene geschrift dat steeds als een open boek voor ons ligt -- als we het maar konden lezen en begrijpen.